Boek “Categorie 1: Dierlijk afvalverwerking door de eeuwen heen”

(Only in Dutch)

 

Enkele fragmenten uit mijn boek “Categorie 1 Dierlijk afvalverwerking door de eeuwen heen”

Achter de dierlijk afvalverwerking gaat een facinerende wereld schuil. Een wereld, die zijn wortels al in de oudheid heeft. Ook toen al werd allerlei dierlijk (afval)materiaal verwerkt en weer gebruikt. Het meest bekende is misschien wel het gebruik van dierenhuiden als bont en als leer. Maar men maakte ver voor Christus bijvoorbeeld ook lijm uit botten en de Sumeriërs hadden 3000 jaar voor Christus al zeep, dat zij uit vet maakten.

In de tiende eeuw gebruikte de Arabische geleerde Al Zahrawi gedroogde darmen als hechtdraad bij operaties”¦.

Darmen waren so-wie-so een veelzijdig en heel lang gebruikt materiaal. De snaren van violen en harpen werden en worden gedeeltelijk nog steeds van darmen gemaakt. Lange tijd werden ook tennisrackets bespannen met darm.

Een veel voorkomend misverstand is, dat snaren van kattendarmen worden gemaakt. Eén van de verklaringen voor dit misverstand is een verkeerde vertaling van het Engelse woord “catgut”. Het Engelse “catgut” is een samentrekking van de woorden “cattle” en “gut” en betekent “ingewanden van vee”. “Catgut” heeft dus niets met katten te maken.

Lange tijd werd het verwijderen en verwerken van bijvoorbeeld kadavers gedaan door maatschappelijke verschoppelingen. Zij mochten niet in de stad of in het dorp wonen en ook mochten zij andere mensen niet aanraken.

Hun werk was onaangenaam en smerig en er lagen allerelei besmettelijke ziekten op de loer. Deze mensen hebben geheel als gevolg van hun werk vaak onder erbarmelijke en mensonterende omstandigheden moeten leven.

Vanaf de achttiende eeuw groeide de dierlijk afvalverwerking langzamerhand uit tot een eigen bedrijfstak. Tot het midden van de vorige eeuw werkte zij op kleine schaal, waarbij persoonlijk vakmanschap, feeling, kennis en ervaring een hoofdrol speelden.

Aan het einde van de twintigste eeuw en in het begin van de vorige eeuw werden de eerste meer industrieële werkwijzen ontwikkeld. In 1884 ontwikkelde de toenmalige directeur van het Antwerpse slachthuis, Florent de la Croix een van de eerste installaties voor het onschadelijk maken van kadavers en afgekeurd vlees.

Na 1950 dwongen economische- en maatschappelijke ontwikkelingen tot schaalvergroting. Daarna werden de moderne verwerkingsinstallaties en ““processen ontwikkeld, zoals wij die nu kennen.

Het verwerken van dierlijk afval is overigens aan strenge wettelijke regels verbonden. De verwerking is verplicht en moet volgens strikte eisen gebeuren. In Nederland waren in de vorige eeuw de regels vastgelegd in achtereenvolgens de “Vleeschwet” en de “Veewet” van 1923, het “Destructiebesluit” van 1942, de “Destructiewet” van 1957 en tenslotte de Europese regelgevingen van rond de millenniumwisseling. Momenteel is een en ander voor de gehele EU geregeld in een serie Europese Verordeningen.

In Nederland kreeg de dierlijk afvalverwerking de naam “destructie”, wat letterlijk “vernietiging” betekent. In feite wordt hier de term “destructie” eigenlijk helemaal verkeerd gebruikt. Ook in het verleden werd dierlijk afval niet altijd alleen maar vernietigd. Men maakte het onschadelijk en verwerkte het vervolgens tot nuttige producten.

In plaats van “destructie” zou het Engelse “animal rendering” een betere term zijn.

“Rendering” komt van het Engelse werkwoord “to render”, wat “teruggeven” betekent. “Render” is afgeleid van het Latijnse “reddere”. Reddere is op zijn beurt samengesteld uit de oude Latijnse woorden “re” en “dare”. “Re” betekent “her”, “weer” of “terug” en “dare” betekent “geven” . Het Latijnse “reddere” betekent dus eigenlijk ook “teruggeven”.

Naast het “to render” is er nog een ander Engels werkwoord dat daar erg lijkt namelijk “to rend”. “To rend” betekent scheuren of vaneenscheuren.

Bij het winnen van producten uit dierlijk afval gebeuren eigenlijk ook deze beide dingen. De celstructuur van het dierlijk materiaal wordt uiteengescheurd en het materiaal geeft vet terug.

Belangrijk doel van het verwerken van dierlijk afval is het vernietigen van ziekteveroorzakers, zoals bijvoorbeeld mond-en-klauwzeer maar ook de gekke koeienziekte BSE. Deze “kiemen” worden gedood door sterilisatieproces van 20 bij 133 graden Celsius onder een druk van 3 bar met “verzadigde stoom”. Na deze sterilisatie volgt verdere verwerking tot vaste en vloeibare biobrandstof voor voornamelijk energiecentrales.

Door de hele geschiedenis waren de milieuproblemen ernstig en ingewikkeld. Zo waren – nog niet eens zo heel lang geleden – de technische mogelijkheden zeer beperkt. En dan was er uiteraard ook nog een financiële kant. Deze factoren hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen dat tot voor kort het zo moeilijk en wellicht haast onmogelijk is geweest om bijvoorbeeld de stankoverlast afdoende te bestrijden.

Die stankoverlast kwam voor een groot deel uit de aard van het materiaal. Zodra een dier dood is begint onherroepelijk het verval en de ontbinding van het kadaver. Dit “overigens geheel natuurlijke proces” gaat gepaard met de ontwikkeling van sterk stinkende stoffen.

Naast het vernietigen van de ziektekiemen wordt bij de dierlijk afvalverwerking deze afbraak door de hittebehandeling gestopt.

OmslagBoek-2013 250

196 pag.   24,95 Euro   www.vermeerbestseller.nl

Plaats een reactie