Olie uit …. meikevers oil ….. from cockchavers.

Olie uit  …. meikevers.

Animal Rendering – destructie  Column part 25

Please scroll down for the English version

Dat er niet alleen olie en dierzwart uit kadavers van grote dieren werd gewonnen, bewijst onderstaande wel.

In de negentiende eeuw waren er  bij tijd en wijle zoveel meikevers, dat het de moeite was om uit deze insecten olie en zelfs gas te winnen. Met name op de boerderijen in Hongarije, waar de meikevers geregeld ware plagen vormden,  werd dit gedaan

Men stopte daarvoor de insecten in een stenen of ijzeren pot en dekte de kevers af met stro of met fijn gaas. Deze pot werd dan met de opening naar beneden boven een opvangbak gezet en om de pot werd een vuur gestookt. De olie droop dan in de opvangbak en kon heel goed als smeer worden gebruikt. Er waren hiervoor overigens ook potten, die aan de onderkant een aparte tuit hadden voor de olie.

In 1840 werd in Freiberg een proef gedaan om uit de kevers gas te winnen door de kevers in een retort droog te destilleren. Het resultaat van deze proef was zeer geslaagd want het leverde niet alleen een mooi helder brandend “lichtgas” op. Ook bleef er uiteindelijk in de retort een mooi metaalachtig glanzend dierzwart over, dat – net als “aktieve kool” goed als reinigingsmiddel kon worden gebruikt.
De “keverkool” kon verder met potas (kaliloog) en ijzerspaanders worden omgezet in een goede kwaliteit bloedloogzout en uiteindelijk in Berlijns Blauw worden omgezet.

Enige “productiecijfers”
Met het uitsmelten gaf acht delen kevers gaf 3 delen olie

Bij de “gasproductie” werd per liter kevers ca 28 liter lichtgas gewonnen en iets minder dan 20 gram “keverkool”.

 

Oil from …. cockchafers.

That not only oil and animal black was won out the carcasses of only large animals , proves the following:

In the nineteenth century there were at times as much as cockchafers, that it was wurth to get out of this insect oil and even gas. In particular the farms in Hungary, where the cockchafers regularly became true pests, this was done.

The insects were put in a stone or iron pot and the beetles were covered off with straw or with fine mesh. This pot was then put upside down over a container and around the pot a fire was burned. The oil then dripped into the sump and could very well be used as lubrication. To do this, there were also pots, which had a separate spout at the bottom for the oil.

In 1840 in Freiberg a test was done to gain gas out of the beetles  by “dry-distillation” of the beetles in a  retort. The result of this test was very successful because it provided not only a beautiful bright burning “illumination gas” . Further on the retort also remained a nice metallic shiny animal black, which – like “active carbon” could be used as a adsorption material in cleaning liquids. The “beetle carbon” could further be processed with potash (potassium hydroxide) and iron chips and be converted in good quality prussiate  and finally into Berlin Blue.

Some “production figures”

With melting gave eight parts beetles 3 parts of oil
at the “gas production” one liter of beetles gave approx 28 litres  gas  and a little less than 20 grams of “beetle carbon”.

Blog 2015 12 11 meikever cyclus wikipedia

Levenscyclus van de meikever    Life-cycle of the cockchafer

Bron: nl.wikipedia.org/wiki/Meikever#Voortplanting_en_ontwikkeling

Advertentie

Artikel in Haarslev Herald over deze blog Article in the Haarslev Herald about this blog

Onlangs heeft de Haarslev Herald dit interview met mij gepubliceerd over mijn blog over de geschiedenis van de destructie. De Haarslev Herald wordt verspreid onder het personeel en de stakeholders. Ook nu ben ik hier erg blij mee en vind ik dit een grote eer.

A couple of weeks ago Haarslev Herald published an interview with me about bij bog on the history of animal rendering.  The herald is distributed to the staff and stakeholders. And again I am very glad with that and I think this is a great honnor.

A.M. Oudejans 2

Artikel Haarslev Herald

Staande destructieautoclaven met uitneembare zeefkorf. Vertical rendering autoclaves with removable strainerbasket

Animal rendering – Destructie Column part 20

Please scroll down for the English version


Destructieautoclaven met een uitneembare zeefkorf voor het te verwerken materiaal

Bij de eerder beschreven eenvoudige autoclaven moesten na het aftappen van het vet en het lijmwater – de verkookte vaste resten nog helemaal handmatig hieruit worden verwijderd. Dit zware en onaangenaam stinkende karwei werd in het begin van de twintigste eeuw enigszins verlicht door het gebruiken van een zeefkorf voor de kadaverdelen en het afgekeurde vlees.
Bovendien had het zo vullen van een autoclaaf het nadeel, dat de massa hierin nog al eens de neiging had om tot één dikke ondoordringbare massa samen te ballen; het zogeheten “verlijmen”. Dit gebeurde vooral wanneer er veel gelatinerijk materiaal, zoals bepaalde ingewanden, bij elkaar werd verwerkt. Zo’n “verlijmde autoclaaf” was  niet alleen moeilijk weer leeg te halen ook werd dan lang niet alle vet uitgesmolten en was de samengebalde massa nergens meer goed voor.

Om deze reden gebruikten de slachthuizen hiervoor nog al eens een oude vleessterilisator  (zie de column van 8 mrt 2015)  Echter, omdat zo’n vleessterilisator hiervoor eigenlijk niet geschikt was, kwamen er langzamerhand autoclaven op de markt, speciaal voor het verwerken van afgekeurd vlees, kadavers, en delen daarvan.

In de autoclaaf van de Engelsman Draycott uit 1915 stond de zeefkorf op pootjes en daaronder kwam een flinke bodem water. De autoclaaf zelf stond op een driepoot boven open vuur. Met een regelbare veiligheidsklep op het deksel werd de vereiste druk en daarmee ook de temperatuur ingesteld. Wanneer het materiaal volledig uiteen was gevallen werd de zeefkorf met het overgebleven vaste materiaal uit de autoclaaf gehaald, het vet afgeschept en het water weggegooid. Deze werkwijze met zo’n inzetkorf bleek echter handzaam te zijn bij slechts  kleine hoeveelheden.

De Rus Ohlert hing een zeefmand aan twee hengsels in zijn (dubbelwandige) autoclaaf. Na de beeindiging van het proces werd de zeefmand met het de verkookte vaste resten getrokken en op twee balken boven op de rand van de autoclaaf gezet, om het nog aanhangende water en vet alsnog uit te laten druipen.

Later bij de grotere autoclaven hanteerde men de zeefkorf met een verdraaibare takel of met een loopkat. Het openen en sluiten van het grote en zware deksel van zo’n autoclaaf ging veel  minder zwaar door het hierbij gebruiken van een met een ketting aan het deksel bevestigd contragewicht.

Door in zo’n grote zeefkorf ingewanden, hompen vlees, kleine kadavers en kadaverdelen afwisselend in lagen op te stapelen kon men dit verlijmen sterk verhinderen. Wanneer er bijvoorbeeld voornamelijk alleen ingewanden moesten worden verwerkt, deed men dit ook wel door de ingewanden af te wisselen met één of meer lagen met blokken hout. Wat later werd hiervoor niet één grote korf gebruikt maar meerdere smallere korven, die met enige ruimte daartussen naast elkaar in de autoclaaf werden gezet.

Autoclaves with a removable strainerbasket for processing carcasses and condemned meat

At the previously described simple autoclaves  – besides the fat and the glue water – the cooked solids had to be removed out of the autoclave yet at all manually. At the beginning of the 20th century this heavy and unpleasant smelly job was somewhat relieved by the use of a strainer basket for the carcasses, parts of that and the rejected meat.
Moreover, had it so filling an autoclave the disadvantage, that the mass had a tendency to clog to one thick impenetrable mass it so-called “gumming” (or clogging). This happened especially when processing in one time a lot of gelatinous material, such as certain viscera.
Cleaning out such a “gummed or clogged” autoclave” was not only difficult but also not all the fat was been rendered and the clogged mass  furthermore was more or less useless.

Because of this reason slaughterhouses regulary used an old meat sterilizer for this job (see the column by 8 March 2015) . However, because such a meat sterilizer for this is actually unsuitable, there appeared gradually autoclaves on the market, especially for the processing of rejected meat, carcasses and parts thereof.

In the autoclave of the Englishman Draycott from 1915 a strainer basket on feet was in the autoclave and below the basket came a layer of water. The autoclave itself stood on a tripod over open fire. With an adjustable safety valve on the lid the required pressure was set and with the pressure  the temperature. When the material had decomposed completely, the strainerbasket with the remaining solids will be removed from the autoclave, the fat skimmed off and the glue-water drained off. This approach, however, turned out to be handy only in case of processing small amounts of material.

The Russian Ohlert hung a strainer basket to two handles in his (double-walled) autoclave. After termination of the process the strainer basket with the cooked solid remains was pulled out of the autoclave and put on  two bars on the brim of the autoclave, for dripping out the still adhering fat and water.
Later at the larger autoclaves the strainer basket was handled with a revolving pulley or with a travelling crab. Opening and closing the autoclave with  such a large and heavy lid  went much less heavily by the use of a counterweight, attached to the lid with a chain.

By use of such a big sieve basket gumming could be prevented bij loading viscera, hunks of meat, small animal carcasses and parts in alternating layers. By processing only intestines  one did also loading by the intestines in turn with one or more layers of blocks of wood. Later on not one large basket was used but several narrower baskets were put – which with some space in between – next to each other in the autoclave.

x 1929 02 01 Advertentie Heike  Ztschr. Abdeckereiwesen 1

Advertentie uit 1929
Advertisement from 1929