Honden- en kattenvellen Dog- and cat skins

Animal rendering – Destructie Column part 30
Please scroll down for the English version

Op vele vilderijen werden ook dode honden en katten gevild. In onder andere Duitsland moesten de vilders niet alleen de wilde honden en katten vangen, maar ze ook doden. Als er sprake was van een enkele hond of kat werd deze verdronken of meestal met één klap doodgeslagen. Bij een grotere aantallen werden de dieren vergiftigd of met koolmonoxide vergast. In Frankrijk werden levende zwerfhonden en katten eerst naar een speciale “opvang” gebracht, waar ze werden afgemaakt en naar de vilder gebracht. In Parijs verzamelden de voddenrapers de dode honden en katten en brachten ze naar de vilderijen.. “Verse” honden- en kattenkadavers werden niet alleen gevild maar ook zorgvuldig uitgeslacht. Om de bout niet meer als dat van een hond of kat herkenbaar te laten zijn, werden de onderpoten, de kop en de staart er afgesneden. Alleen verse kadavers kond men zo “verhandelen” en daarom vingen de voddenrapers ook honden en katten, die ze dan levend en wel naar de vilders brachten. Op de vilderijen waren dan ook geregeld vastgebonden honden en katten wachtend op hun trieste lot. Niet zelden werden deze dieren ook door rondzwervende “honden- en kattenmeppers” aan de vilders verkocht.

Hondenleren handschoenen
Het schijnt dat hondenvellen zeer geschikt waren voor het maken van handschoenen. In Duitsland was het in de zeventiende en achttiende eeuw heel gebruikelijk, dat de vilders verplicht waren om jaarlijks de stads- en dorpsbestuurders hondenleren handschoenen te geven.

Dog and cat skins

On many knackeries also dead dogs and cats were skinned. In Germany the Skinners not only had to only capture the wild dogs and cats, but they have also to kill them. If there was only a single dog or cat was the animal drowned or hit mostly with one beaten to death. At a larger numbers of the animals they were poisoned or gassed with carbon monoxide. Stray dogs and cats living in France were brought first to a special “care”, where they were killed and then brought tot he knackery. In Paris the rags-collectors collect the dead dogs and cats and took them to the knackeries. “Fresh” dog and cat carcasses were not only skinned but also carefully slaughtered. To reach that the quarter was not anymore recognizable as that of a dog or cat the lower leg, the head and tail cut off . Only fresh bodiescould be traded and therefore the rags caught the dogs and cats aliveand took them still alive and well tot he knackeries. On the knackeries were regularly tied up dogs and cats waiting for their sad fate.

 

Gloves made of dogs-leather
it seems that dogs leather was very suitable for making gloves. In Germany it was very common in the seventeenth and eighteenth centuries, that the skinners were obliged to provide every year the city- and villagedirectors with dogs leather gloves.
059-gypsy_dog-killers

Vaak rondzwervende honden- en kattenmeppers brachten honden en katten dood of levend naar de vilderijen.
Often roaming dog and cat catchers brought dogs and cats dead or alive to the knackeries
Bron afb. wikimedia commons

Advertentie

Vilder zoekt Vrouw – Skinner wants a Wife

Animal Rendering Column part 15
Please scroll down for the English version

Vilder zoekt Vrouw
Tussen de oude destructie-installaties van Podewils, RUJAK, Hartmann en IWELL-Laabs vond ik deze advertentie uit 1928, waarin een Duitse vilder (Abdecker) een huwelijkkandidate zocht……………..

Met deze knipoog naar Yvonne Jaspers wens ik iedereen een gelukkig, gezond en voorspoedig 2015

 Skinner wants a Wife

Between the old rendering plants of Podewills, Hartmann RUJAK and IWELL-Laabs I found this advertisement from 1928 in which German skinner was looking for a wife…….

With giving the Dutch TV-format “Boer zoekt Vrouw” of Yvonne Jasper a wink,  I wish you all a happy, healthy and prosperous 2015

vilder zoekt vrouw

Bron: Zeitschrift für das Abdeckereiwesen 1 feb. 1928

Eten wat de vilderspot schaft…Take (skinners)potluck..

 


Animal Rendering – Destructie Column part 14

Please scroll down for the English version

Eten wat de vilderspot schaft…
In grote delen van onze moderne wereld moeten wij er niet aan denken maar zeker tot in het begin van de negentiende eeuw werd kadavervlees gewoon gegeten. De vilders van toen wisten blijkbaar – als ervaringsdeskundigen – hoe dat zonder gevaar voor hun gezondheid kon.

Onderzoekers hebben van de vilders op het Parijse Montfaucon toen ook aangetoond dat zij – ondanks de vreselijke stank en andere weerzinwekkende omstandigheden – niet alleen kerngezond waren maar zelfs ook oud werden.  Niet zelden werden de vilders 60-70 jaar oud en  bijna allemaal zijn ze aan ouderdom gestorven. Eén van hen is zelfs 84 jaar oud geworden.
En dat was in die tijd echt stok en stok oud!

Met het oog op deze Decembermaand enkele vildersrecepten uit die tijd…..

Net zoals wij tegenwoordig bouillon trekken uit een soepbot, zo deden de vilders dat ook.
Pezen en stukken werden fijn gesneden en met tienmaal zoveel water plus een gele raap met peper en zout 6 tot 8 uur lang gekookt. Na zeven liet men de opgevangen vloeistof rustig afkoelen tot een krachtige en uiterst voedzame gelei.

Vlees van nog verse kadavers op de vilderijen ook gegeten . Het vlees werd met huid en haar in zodanige stukken gesneden, dat het in de speciaal daarvoor bestemde kookpot paste. Deze pot werd eerst half gevuld met water en aan de kook gebracht. Dan kwam het eerste het stuk vlees erin dat men net zolang liet koken, totdat de haren los lieten. Het stuk vlees werd uit de kookpot gehaald en de haren eraf geschraapt. Dit “recept” herhaalde men net zo lang totdat alle stukken vlees op deze wijze waren “bereid”.  Tenslotte bracht men het vlees met zout en eventueel peper op smaak… Door dit vlees vervolgens op hete stenen of een hete ijzeren plaat uit te drogen, kon dit gedurende lange tijd worden bewaard. Het uitgedroogde vlees kon later in dunne plakjes of na weken of opkoken in water weer worden gegeten.
Het kookvocht ging na zeven, om de haren te verwijderen, en afkoelen naar de varkens.

Vlees, dat niet meer door de mens kan worden gegeten kon tot varkensvoer worden verwerkt door het te mengen met gekookte aardappelen. Verbrokkelen van het vlees en mengen met graan gaf een heel goed kippenvoer, dat kippen graag lusten en waarvan ze goed groeiden.

Gekookt bloed, gelei en kleine stukjes vlees werden gemengd met brooddeeg voor brood.  Meteen nadat zo’n brood gebakken was, werd dit in plakken gesneden en in een oven uitgedroogd. Op een droge plaats werd dit als voedselvoorraad bewaard.

De vilders kookten vlees niet alleen ook werd het gebraden .Hiervoor moest dan wel de huid nog aan het vlees vast zitten. Eerst werden met kokend water en door schrapen de haren van de huid verwijderd. Dan werd het vlees met de huid naar onderen in een schotel van gebakken aarde of in een pan gelegd, een weinig water toegevoegd en werd het geheel op het vuur gezet. De schotel of de pan werd afgesloten met een deksel, met daarop gloeiende kolen.  Op deze wijze had men dan een soort oven, waarin het vlees werd gebraden. Het vleesvocht liep naar beneden maar kwam daarbij niet verder dan de huid, waardoor het vocht in het vlees bleef en er zo een smakelijk, zacht en mals stuk vlees werd verkregen.

Tenslotte werden mits voldoende vers en niet aan een of andere ziekte doodgegaan aten de vilders en hun gezinnen niet alleen (kadaver)vlees van paarden, koeien,varkens en schapen maar ook dat van honden, katten en zelfs ratten. In nood zelfs ook marters, hoewel deze – hoe vers ook – stonken en daarom alleen maar gegeten werden als er echt niets anders meer was.

 Smakelijk eten, Bon Appetit, Enjoy yor meal , buen apetito, Velbekomme, slamat makkan

Voor het overige wens ik U allen een zalig Kerstfeest en een gelukkig en voorspoedig 2015

 

Take (skinners)potluck..

In large parts of our modern world – now we must not think about that – but certainly in the early nineteenth century cadaver meat was just eaten. The skinners of that days apparently knew – as experts – how the coud do that without any danger for their health.

Researchers have shown that the skinners of the knacker-yards of Montfaucon near Paris  – despite the horrible smell and other horrific circumstances – were not only as sound as a roach but they also grew old. Not infrequently the skinners grew 60-70 years old and almost all of them have died of old age. One of them has become even 84 years.
For that times that was very elderly!

In view of this month of December I give you some “skinner recipes” from that time … .

Just as we now draw broth from soup-stock, so did the skinners too.
Tendons and pieces of skin were chopped and cooked for 6-8 hours with ten times as much water plus a yellow turnip with salt and pepper. After straining the collected liquid is allowed to cool quietly to a powerful and highly nutritious jelly.

Meat from fresh carcasses of fallen livestock was also eaten by the skinners. The meat  with the skin and hair in cut in such a way, that it just fits in a dedicated cooking pot. This pot was first half filled with water and brought to boil. Then the first piece of meat was put in it and was cooked until the hair let loose. The piece of meat was taken out from the put and the hair was scraped off. This “recipe” was repeated  until in this way all pieces of meat were prepared. Finally, one brought the meat with salt and pepper to taste … Then by drying out this meat on hot stones or a hot iron plate, this meat could be kept for a long time. Later the dried-out meat could be cut in thin slices, weekened or boiled in water to be eaten.
The cooking liquid was strained in order to remove the hair, and cool down and given as food to the pigs.

Meat, which no longer can be eaten by humans could be processed to pig food by mixing with boiled potatoes. Crumble of the meat and mixing it with corn results in a very good chicken food, that chickens like and of which they grew well.

Cooked blood, jelly and small pieces of meat were mixed with bread dough for bread. Right after such a bread was baked, this was sliced and dried in an oven. This was kept in a dry place as food supply.

Skinners not only cooked meat they also roasted it. To do so it was necessairy that the skin is still stuck to the meat. After it was boiled in water by scraping the hair was removed from the skin . Then the meat with the skin downward was put in a dish of pottery or in a pan, added a little water to it and the whole were put on the fire. The dish or the pan closed with a lid, with glowing coals upon it. In this way, one had a kind of oven, in which the meat was roasted. The meat moisture ran down but it came not beyond the skin, causing the moisture in the meat remained and so a tasty, soft and tender piece of meat was obtained.

Finally on condition that it was fresh and not from an animal died to one or other disease the skinners and their families eate not only (carcass) meat of horses, cows, pigs and sheep but also that of dogs, cats and even rats. In need they eate even martens, although this – how fresh – they stinks and therefore martens were only eaten if there really was nothing else.

 Smakelijk eten, Bon Appetit, Enjoy yor meal , Buen apetito, Velbekomme, Slamat makkan

 

For the rest:  I wish you all a Merry Christmas and a Happy, healthy  and Prosperous 2015

Blog 2014 12 10 afbeelding 1kopiekopie

Bron: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Hendrik_Valkenburg_Old_Kitchen_1872.jpg

Strijd tegen de stank  – the fight against the stench

Strijd tegen de stank  –   Smelten met zuur deel 2

 Animal Rendering – Destructie Column part 13
Please scroll down for the English version

De steeds maar aanhoudende strijd tegen de stank….
We zullen deze vaak zeer ongelijke strijd in mijn blog regelmatig terug gaan zien. De “wapens” voor deze strijd waren – zeker voor de vilders van vroeger maar aanvankelijk ook voor de latere destructiebedrijven en destructiebedrijfjes – lange tijd zeer beperkt, primitief, gebrekkig en duur. Toch gingen en gaan zij – ook nu nog – die strijd telkens weer aan. Met zeer wisselend succes. Soms met en eclatante overwinning dan weer met een diepe, verpletterende en vernederende nederlaag.

Net als de strijd van mijn lage landje bij de zee (Nederland)

Zo gaf het uitkoken in de open kuipen of ketels van kadavers en dergelijke in zuur meer stank dan het alleen in water uitkoken. Op verschillende manieren trachtte men deze stank te bestrijden.

De Fransman d’Arcet bijvoorbeeld gebruikte een koperen ketel met een sluitend deksel voor het koken van dierlijk afvalmateriaal in zuur. Omdat het materiaal geregeld geroerd moest worden had d’Arcet het deksel met een scharnier in twee delen verdeeld waardoor het deksel net voldoende open kan om te kunnen roeren.
De ketel is samen met een vuurhaard ommuurd en het geheel had een schoorsteen. De stinkende dampen uit de ketel verlieten de ketel door de trek van de schoorsteen en gingen naar de vuurhaard, waar zij werden verbrand en samen met de rookgassen door de schoorsteen gingen. Door de verbranding was de stank iets minder maar de verbrandingsgassen waren nog steeds – zacht gezegd – zeer onwelriekend. Door de hoogte van de schoorsteen en de trek daarin werden de rookgassen meer of minder verdund en bij relatief kleine hoeveelheden was de stank in de directe omgeving inderdaad minder. Deze vermindering werd echter weer te niet gedaan, wanneer er meer kadavers werden verwerkt. Door dezelfde hoogte en trek van de schoorsteen was de stank echter wel op grotere afstand nog duidelijk te ruiken. En hoe meer materiaal werd verwerkt hoe meer het op een grotere afstand stonk……

Rond 1870 verkookte de Duitser Vohl de kadavers in zuur ook in een gesloten ketel, waarbij hij de stinkende dampen uit de ketel eerst in een vat over lagen kalk liet stromen, waarbij alvast een eerste een deel van de stinkende gassen en dampen aan de kalk worden geadsorbeerd. Vervolgens gingen de gassen en dampen door een met cokes gevulde kolom. Tijdens hun weg omhoog werden nog meer van de stinkende gassen geadsorbeerd of gecondenseerd. Pas dan werden de resterende gassen en dampen onder in het vuur geleid, waar zij werden verbrand. De condens werd naar de riolering afgevoerd.
Wanneer de cokes “verzadigd” was, werd dit als brandstof verstookt. De verbruikte kalk werd gestort. Ook deze oplossing was maar beperkt toereikend. Zij voldeed dan wel bij kleine hoeveelheden maar ook hier begonnen de problemen pas echt wanneer de hoeveelheden toe namen.

The fight against the stench – Rendering with acid part 2

The ever persistent fight against the stench.
We will see this – often very unequal – fight regulary back in my blog. The “weapons” for this battle were for a long time still very limited, primitive, flawed and expensive; certainly for the skinners of the earlier times but initially also for rendering companies and – businesses. Yet they went and are still going into that fight over and over again. . With strong varying success.  Sometimes with brilliant and resounding victory then again with a deep, crushing and humiliating defeat .

Like we Dutch with our fight against the see.

So gave the boiling in open tubs or kettles of cadavers and such in acid water more stench than boiling only in water. There is always tried to combat this stench in different ways

For example, the Frenchman d’Arcet cooked this animal waste material with acid in a copper kettle with a fitting lid. Because the fact that the material had to be stirred regularly  d’Arcet divided the lid with a hinge into two parts so that a part of the lid could be opened just enough to be able to stir.
The kettle was enclosed together with a fireplace in which the fireplace had a chimney. The evil-smelling fumes from the kettle leave the kettle by the draw of the chimney and are goiing to the fire, where they are burned and leave together with the flue gases through the chimney. By burning the fumes the stench wass somewhat less but also the combustion gases were still  evil-smelling. By the height of the chimney and the draw the flue gases were more or less diluted and at relatively small amounts the stench in the immediate vicinity was indeed less. This reduction, however, was nullified, when more carcasses are processed.
However  by the height and draw of the chimney, the stench was still on greater distance clearly to smell. And the more material was processed the more it at a greater distance stank……

Around 1870 the German Vohl processed carcasses in acid in a closed boiler, taking the smelly fumes from the boiler into a barrel where he lets the fumes flow over lime layers, where a first part of the smelly gases and vapours werd adsorbed to the lime.  Then the gases  and vapours went to a column packed with cokes. During their way up even more of the smelly gases were adsorbed or condensed. Only then the remaining gases and vapours went to the bottom of the fire, where they were burned. The condensation was drained to the sewer system.  When saturated the cokes was used as a fuel. The spent lime was dumped. Also this solution was at a very limited stage adequate. They satisfy at small quantities but real the problems started as soon as the quantities of processed materials  increases.

Blog 2014 11 10 Nasothek_(Nasen)

The Renderers fight against stench will always sustain
Bron:  http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Nasothek_(Nasen).jpg

Vetsmelten met behulp van zuur Rendering with acid

Animal Rendering – Destructie  Column part 12

Please scroll down for the English version

Naast het droog- en het natsmelten in open ketels ging men in de negentiende eeuw bij het smelten zuur aan het water toe voegen. Zo werd er meer vet gewonnen doordat zuur een extra open brekende inwerking heeft op de celwanden. Met zwavelzuur ging dat het beste.

De kadavers en delen daarvan lagen in met lood beklede houten kuipen in geconcentreerd zwavelzuur. Behalve in deze kuipen werd dat ook wel gedaan in met gips en tegels bekleedde groeves of in vaten van “gres” .  Gres is een tegen zuur en hoge temperatuur bestand keramische materiaal en bovendien voor de meeste vloeistoffen ondoordringbaar.Dikke loden platen moesten er voor zorgden dat de hele zaak goed onder gedompeld bleef.
Na een dag of tien was het geheel in de kuip veranderd in een stroperige, donkerbruine brij met daarop een laag vet.  Hooguit bleven hierbij tanden, kiezen, hoeven en horens over.
Het vet was bijna zwart en van een dusdanige slechte kwaliteit, dat dit amper nog verbeterd kon worden. De brij werd in een cementen kuil tot een vaste stof gemengd met beendermeel, waarbij het overtollige zuur werd geneutraliseerd. Na vermalen had men een goed strooibare “kunstmest. Ook miltvuurkadavers werden zo verwerkt en omgezet in geheel onschadelijk vet en kunstmest.

Op vele vilderijen in met name Frankrijk en Duitsland werd tot aan het einde van de negentiende eeuw zo gewerkt. In Amerika was het proces van Gotleb uit 1869 hiermee  vergelijkbaar. Door de slechte kwaliteit van het vet en het gevaar van het werken met geconcentreerd zuur voor de vilders zelf, werd deze verwerking vrij snel in de eerste helft van de twintigste eeuw verlaten.

Een andere methode was het in gietijzeren ketels koken van kadavers en afgekeurd vlees in verdund zwavelzuur.  In het Duitse Erfurt werd rond 1900 alle kadavers en alle afval van de slachthuizen uit de hele omgeving zo verwerkt.
In plaats van gietijzeren ketels werden toch ook weer de houten met lood beklede kuipen gebruikt. Het koken deed men dan door met stoomlansen direct stoom in de kuip bij het materiaal te spuiten, zodat meteen ook de inhoud van de kuip constant in beweging werd gehouden. De kadaverdelen moesten echter wel steeds weer worden ondergedrukt. Het met verdund zuur verkregen vet was duidelijk van een betere kwaliteit.

In Parijs was er aan het einde van de negentiende eeuw een bedrijf, waar men met 12 van deze kuipen per dag 12 000 tot 17 000 kilo kadavers, slachtafval en ander vethoudend materiaal verwerkte. Dit bedrijf had het alleenrecht om alle kadavers en vetachtig materiaal, afkomstig uit de Seine te verwerken. Men had hiervoor speciale brede schuiten met een zelfsluitend dek. Elke schuit had een stuurman, een belader en een hond om de kadavers op te sporen. De belader “prikte” dan het kadaver aan een pikhaak, liet de “lucht” uit het kadaver ontsnappen en trok het vervolgens op het dek aan boord. Door zijn gewicht viel het kadaver door het dek in het ruim waarna het dek zich weer sloot. Uiteindelijk ging alles in vaten naar de fabriek.
Later hadden ze een soort kofferdammen in de rivier om alle drijvende materiaal op te vangen. Hierdoor was er voor het ophaalwerk maar één man per boot nodig.

Per jaar werden zo duizenden kadavers uit de Seine gevist. Het hieruit gewonnen vet werd als wagensmeer verkocht.

Rendering with acid
In addition to the dry- and wet rendering of fat in open kettles in the nineteenth century one started with adding acid to the melt water. in that way more fat was obtained because of the fact that acid has extra open breaking effects on the cell walls. The best results were obtained with sulphuric acid.   In with lead-lined wooden tubs the animal carcasses and parts thereof lay in concentrated sulfuric acid.  Except in these tubs this was also done in with plaster and tiles faced ditches or in barrels of “gres” or glazed stoneware.  Gres is a ceramic material high resistant to acids and high temperatures and it impermeable for most liquids.
Thick lead plates upon all had to ensure that the whole thing remained well submerged.
After a day or ten was the whole in the tub was changed into a syrupy, dark brown mess  with a black layer of fat on top of it..  At most, teeth, hooves and horns remained. The fat was almost black and of such poor quality, that this hardly could be improved. In a cement pit the mess was mixed with bone meal to a solid and at the same time the excess of acid was neutralised. After grinding one had a good spreadible “fertilizer”. Also anthrax carcasses were so processed and converted into completely harmless fertilizer and fat.

In particular France and Germany in many knacker-yards was worked so until the end of the nineteenth century. In America the process of Gotleb from 1869 was quite similar with this procedure. Due to the poor quality of the fat and the danger of working with concentrated acid for the skinners themselves, this processing was abandonned quite fast in the first half of the twentieth century.

Another method was the cooking in cast iron boilers of animal carcases and condamned meat in dilute sulfuric acid.  In the German Erfurt all animal carcases and offal from all the whole environment were so processed.
Instead of cast iron boilers were – again – the lead-lined wooden tubs used. Boiling with steam lances was done by directly injecting steam in the contents of the tub, so that these contents constantly kept stirred. However, the carcass-parts had to be submerged again and again. The obtained fat was clearly of better quality.

At the end of the nineteenth century a Paris company processed with 12 of these tubs each day 12 000 to 17 000 kilogrammes of animal carcases, offal and other greasy material. This company had the exclusive right to process all animal carcases and fatty material from the Seine. One use a special wide barges with a self-closing deck. Each barge had a mate, an assistant and a dog to trace the carcasses. The assistent “poked” than the cadaver to a boathook, let the “air” escape out of the carcass and then pulled it on the deck on board. By its weight the carcass fell through the deck and the deck closed again. At the end everything went in barrels to the factory. Later they had a kind of cofferdams in the river to catch all the floating material. As a result, only one man per boat was needed for the pick-up work. Every year thousands of carcasses were fished from the Seine.  The fat was sold as wheelgrease.

Blog 2014 10 10 afbeelding
 Vetsmelten in verdund zwavelzuur
Rendering fat in diluted sulfuric acid
Picture: Paulian, Louis. La Hotte du chiffonnier. 1910   BnF Gallica

Animal Rendering – Destructie Column part 6

Kadavers in Europa tijdens de Vroege Middeleeuwen.

Animal carcasses in Europe during the Early Middle Ages

Please scroll down for the English version

Deze aflevering gaat alleen over de situatie in het westen van Europa. Voor zover ik hen kunnen nagaan was de situatie In Noord Amerika een geheel andere en kwam het verwijderen en het verwerken van dierlijk afval in de negentiende eeuw pas echt goed op gang met de komst van de vleesindustrie of “meatpackers”.

Helaas is mij niets bekend over wat men (vroeger) met kadavers en dergelijke deed in bijvoorbeeld de huidige Russische Federatie, in de Aziatische landen of in Zuid Amerika. Ik hoop, dat iemand van U mij hierover meer kan vertellen.

In de Middeleeuwen (500 – 1500 n. Chr.) gingen de mensen in het huidige West Europa steeds meer dieren als als last- en werkdier houden. Daarnaaast werden de woongemeenschappen ook groter. De dieren liepen gewoon in de steden en dorpen rond en  dode dieren en slachtafval liet men vaak gewoon liggen. Gaandeweg ontdekte men dat dit gevaarlijk konden zijn voor de gezondheid en daarom moest dit voortaan worden weggehaald. Men bracht de kadavers en slachtafval zo ver mogelijk weg om zomaar in het vrije veld verder te vergaan en te verrotten of ze kwamen op mesthopen of in het water terecht. Allerlei aaseters, zoals (wilde) honden, ratten, kraaien en vliegen hadden daarbij geheel vrij spel. Met het op deze manier wegwerken leek de boel opgeruimd maar het risico van ziekten bleef bestaan.

Dit bleek wel toen in de Vroege Middeleeuwen – zo rond 700 n. Chr. – er aan dit ongeregelde wegwerken meer “orde” werd aangebracht. De dode dieren moesten voortaan buiten de dorpen en steden naar speciale daarvoor aangewezen plaatsen worden gebracht. Wat later werd het verplicht om ze daar niet alleen heen te brengen maar ook om ze te begraven. Omdat iedereen dit eerst gewoon op eigen houtje kon doen, gebeurde dit niet altijd naar behoren. Bovendien was dit begraven toen vaak niet meer dan een afdekken met een dun laagje aarde. Op een gegeven ogenblik werden voor dit werk speciale mensen aangewezen, die daarbij ook meteen de afgedankte en zieke dieren moesten meenemen, afmaken en naar de stortplaats brengen. Naast dit werk moesten zij ook nog allerlei ander onaangenaam werk doen, zoals bijvoorbeeld het leeg halen van latrines. Niet zelden werden ze bovendien ook nog eens gedwongen om als “beul” misdadigers te onthoofden……

Als de huid nog goed was, vilden ze het kadaver en mochten ze de huid verkopen als aanvulling op hun vaak schamele inkomen. Dit gaf hun de naam van “vilder”. In het begin mocht dit villen overal gebeuren waar dit het beste uit kwam maar later mocht dit alleen nog maar bij de stortplaatsen. Zo ontstonden gaandeweg hier de vilderijen. De gevilde karkassen werden op de stortplaats alsnog gestort of begraven. Om van de rommel af te komen en om ruimte te krijgen werd in een aantal gevallen geprobeerd om deze resten te verbranden, wat vaak maar slechts voor een deel lukte. Hierdoor bleven dit soort stortplaatsen een potentiele bron van allerlei (vee)ziekten en parasieten.

Tenslotte waren de vilders verplicht paard en wagen te hebben – om ook ‘s zomers binnen korte tijd (in sommige plaatsen binnen vier uur) een kadaver weg te kunnen halen.

Diep triest was het dat deze vilders, die dit onaangename – maar ook toen al zeer noodzakelijke – opruimwerk deden, (in Europa) lange tijd compleet verguist en als “eerloos” geheel buiten de maatschappij gezet.

Wat de gevolgen waren van deze werkwijze, waarom de vilders als eerloos werden bestempeld en wat dit voor de vilders betekende vertel ik in een latere aflevering.

Animal carcasses in Europe during the Early Middle Ages

This part of the column describes only the situation in Western Europe. So far as I can ascertain was the situation In North America was completely different in removing and processing of animal waste. Only in the nineteenth century this was really well begun with the arrival of the meat industry or “meatpackers”.

Unfortunately I am not aware about what one did (formerly) with animal carcasses and such  in – for example – the current Russian Federation, in the Asian countries or in South America. I hope, that any of you can tell me more about this.   I

n the Middle Ages (500 – 1500 ad), the people in the current Western Europe went to keep more and more animals as beast to burden or to work. In addition, the communities became also larger. The animals ran just around in the streets of the towns and villages and dead animals and offal often remains simply lie. Gradually, it was discovered that this could be dangerous to health and therefore had to be taken away in future. One brought the animal carcases and offal as far away as possible to just put in the open field to rot or to putrefy and they came on compost heaps or in the water. All kinds of scavengers, such as (wild) dogs, rats, crows and flies had completely free game. In this way of getting rid of this this it seems  cleared up the mess but the risk of diseases continued to exist.

This turned out to be as such when in the early middle ages – as around 700 a.d. –  more order had to be applied on this irregular way of working. The dead animals have now to be brought outside the villages and towns to special designated places. Later on it was required not only  bringing them over there but also bury them. Because everyone could do this firstjust on its own, this happened not always properly. In addition, this bury was when often no more than a cover with a thin layer of ground. At any given time special people were designated for this work, and these people must also take away and kill the discarded or sick animals and bring them to the landfill. In addition to this work they had also to do all kinds of other uncomfortably work, such as clearing out of latrines. Not infrequently they were also forced to beheading criminals as “executioner”……

If the hide was in good shape, they skin the carcass  and the hide was sold to supplement their often meager income. This gave them the name of “skinner”. In the beginning this skinning happened anywhere where this is the best came out but later should this just run at the landfills. This gave rise of the “skinneries” or knacker-yards at the landfills. The skinned carcasses were still dumped or buried at the landfill. To get rid of the garbage and make room in a number of cases, it was tried to get this to burn what remains often but only partly succeeded. As a result, this type of landfill-sites remains a potential source of all kinds of (livestock) diseases and parasites.

Finally, the skinners were required to have a horse-drawn carriage  – in order to take away a carcass within short time in summer (in some places within four hours).

Deep sad was it that these skinners, who did this unpleasant – but even then very necessary – clearing up, were (in Europe) for a long time  considered as “infamous” and were placed totally outside the society…

What were the consequences of this approach, why the skinners were labeled as infamousand what this meant for the skinners I will tell you later.

Thomas_Rowlandson_-_A_Dead_Horse_on_a_Knacker's_Cart_-_Google_Art_Project

Bron afbeelding – source picture: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Thomas_Rowlandson_-_A_Dead_Horse_on_a_Knacker%27s_Cart_-_Google_Art_Project.jpg